Tine Nootenboom Boer.
Tine Nootenboom Boer.

Verhalen over de oorlog in Rhoon

Algemeen

RTV Albrandswaard zend eind mei, begin juni een documentaire uit waarin verhalen worden verteld over oorlog, bevrijding en vrede. Wij mochten meeluisteren naar de verhalen van Tine Nootenboom Boer en Adri Lagendijk de Jonge. Beiden opgegroeid aan de Rijsdijk.


Vier dagen met 42 mensen in de fruitkelder

Tine Nootenboom Boer (92) is tien jaar als de oorlog uitbreekt. ,,Het ging een beetje langs ons heen omdat mijn vader erg ziek was. We hadden een agrarisch bedrijf aan de Rijsdijk en nu de ‘baas’ ziek was, gaf dat grote problemen”, vertelt ze. ,,Deze privézorgen hadden de overhand, maar later maakten onzekerheid en angst dagelijks deel uit van ons leven. We zagen het bombardement op Rotterdam goed vanaf hier. Ik weet nog dat we met 42 mensen - familie en buurtbewoners - vier dagen lang in de fruitkelder hebben gezeten tot aan de capitulatie.”
Tine kan zich de hongerwinter van 1944 ook nog goed herinneren. ,,Wij hadden genoeg te eten en daardoor kwamen er veel mensen aan de deur om te bedelen. Mijn moeder kookte altijd extra zodat er over was voor de anderen. Ook haalden wij mijn oom, tante en hun zoon in huis. We hebben geen onderduikers in huis gehad, maar in de schuur hebben acht Duitse soldaten gebivakkeerd. Zij hadden vier legerauto’s bij ons ingegraven. Die soldaten waren ook maar gewone mensen, het waren niet allemaal naties.” Tine denkt nog vaak met bewondering aan haar moeder. ,,Moeders moesten in die tijd toveren. Hoe kleedde je je kinderen als de lapjesmand leeg was en de kleding te klein werd. Mijn moeder kreeg ook een koe te leen en leerde kaas en boter maken. Ze deed zoveel. Van de bevrijding weet ik weinig. Ik lag in bed met roodvonk. Dus voor mij geen bevrijdingsfeesten.”


Onderduikers en soldaten in huis

Toen de oorlog uitbrak was de vader van Adri Lagendijk de Jonge (89) niet thuis. Het duurde maar liefst zes weken voor hij terugkeerde van zijn werk als kraanmachinist. ,,Ik kan me mijn moeder nog herinneren die hem tegemoet rende toen hij er eindelijk aankwam. Ik was nog te jong om goed te beseffen dat het oorlog was en wat dat betekende.” Adri woonde in Delfshaven en verhuisde pas in 1944 naar Rhoon waar haar opa en oma woonde. Haar vader wist dat niet. Ze ziet het nog voor zich. ,,Mijn vader was ziek geworden in Estland waar hij zat en was uiteindelijk compleet verzwakt naar huis gekomen, maar wij waren in Rhoon. Later is hij lopend naar ons toegekomen. Ik dacht wat komt daar voor een landloper aan? Dat was dus mijn vader.”

Adri vertelt over de soldaten die in hun huis kwamen wonen omdat zij het kanon moesten bewaken dat even verderop op de dijk stond. Tegelijkertijd hadden zij onderduikers in de kelder zitten. Van de bevrijding weet zij nog dat er voedsel gedropt werd. ,,Ik was nog te jong om naar het dorp te mogen.” Ook Adri heeft er nooit echt met haar familie over gesproken. ,,Had ik dat maar gedaan, maar ja, er werd gewoon niet meer over gepraat.”

Adri Lagendijk de Jonge.