Afbeelding
Foto:

Column wijkagent Jan Waasdorp: Ik ben er niet trots op

Column Column

Na een melding van een mishandeling in de Schilderswijk van Den Haag, ging ik samen met een collega naar de opgegeven straat. 

De ruzie ging weer eens, zoals zo vaak bij een burenruzie, om ‘niets’. De dader van deze mishandeling had naar een programma op de televisie zitten kijken, waarvan hij kennelijk niets mocht missen, en vond dat er voor de deur van zijn benedenwoning teveel herrie werd gemaakt door de spelende kinderen. Hij was hierop naar buiten gekomen en had de kinderen op niet mis te verstane manier voor rotte vis uitgemaakt. Hij had hier behoorlijk veel woorden bij gebruikt die vooral op het Haagse leesplankje staan. Toen één van de ouders hier iets van had gezegd, vond de man die een gedeelte van zijn tv-programma had gemist ,dit toch wel te ver gaan en was de mishandeling het gevolg. 

Nadat het slachtoffer de deur van de dader had aangewezen, belde mijn collega aan. Ik kon door het raam van de benedenwoning naar binnen kijken en zag op ons aanbellen een man uit zijn luie stoel opstaan. Naast de stoel stond een kratje met lege bierflesjes. Aan de manier waarop de man naar de gang liep, was duidelijk te zien dat hij de open flesjes had leeggedronken. Direct toen hij opstond begon hij te schelden alsof zijn leven ervan afhing. Toen de deur open ging, nam de man door zijn grootte en breedte bijna de gehele deuropening in beslag. Achter hem stond zijn vrouw. Nadat de deur open was gegaan begon de dader ons op de hierboven genoemde Haagse wijze de huid vol te schelden. Hij kwam echter niet naar buiten. Hij liet nog wel weten dat hij echt niet naar buiten zou komen en dat wij de woning niet in mochten. Hierna gooide hij de deur weer dicht. Weer belden wij aan, waarop hij zijn scheldkanonnade vanachter het raam voortzetten. 

Ondertussen hadden wij via de portofoon gehoord dat de dader er niet voor schroomde om geweld tegen de politie te gebruiken. Omdat deze man echt mee moest naar het politiebureau, hadden wij enkele collega’s ter plaatse laten komen om ons te helpen bij de aanhouding. Een chef van dienst was ook onderweg. Deze moest namelijk de machtiging tot binnen treden komen brengen. 

De man en de vrouw in de woning hadden ondertussen begrepen hoe de vork in de steel zat. Toen de vrouw de deur open had gedaan en wij, door haar getier en gefoeter heen, hadden uitgelegd dat wij nu, ook zonder haar toestemming, naar binnen zouden gaan, werd ik, als voorste collega, door haar direct vol in mijn noten geschopt. Mijn reactie was om direct uit te halen, waardoor de vrouw achterover viel de gang in en wij met zijn allen de woonkamer in renden. Na een heftige vechtpartij werd de man in de boeien afgevoerd naar het politiebureau. De inboedel van de woning liep hierbij de nodige schade op, dat werd later gezien als bijkomende schade die door het gedrag en geweld van de man was veroorzaakt.

Toen ik enkele maanden later wederom naar dit adres werd gestuurd om een burenruzie te beslechten, was het eerste wat de ‘mij voor mijn noten schoppende’ vrouw zei dat zij door mij niet geholpen wilde worden. Ik had haar namelijk geslagen. Hierop ben ik met mijn collega weer ingestapt en zijn wij weggegaan. 

Mij is sinds de kleuterschool al geleerd dat een man een vrouw niet slaat. Ik heb dat nog steeds hoog in mijn vaandel staan. Maar hier is toch weer het bewijs dat het spreekwoord ‘een uitzondering bevestigd de regel’ op waarheid berust. Ik ben er niet trots op, maar soms reageert iemand instinctief.

Advertenties uit de krant