Afbeelding
Foto:

Column Wijkagent Jan Waasdorp: Bonk, bonk, bonk

Algemeen Column

In mijn tijd als wijkagent heb ik veel vreemde dingen meegemaakt. Zo gebeurde het eens dat ik een melding binnen kreeg over geluidsoverlast. Dit is een melding waarbij ikzelf, of anders collega’s, de geluidsoverlast moet constateren. 

In mijn eerste gesprek met de meldster vertelde ik haar dat zij moest bellen op het moment dat de geluidsoverlast plaatsvond, dit deed zij dus enkele dagen later. De vrouw vertelde dat zij de avond ervoor om ongeveer elf uur had gebeld om aan te geven dat de geluidshinder op dat moment plaats vond. Toen zij ongeveer 30 minuten later door personeel van de meldkamer werd terug gebeld, met de vraag of de overlast nog steeds plaats vond, kon zij alleen maar aangeven dat de herrie voorbij was.

In het kader van het motto van een wijkagent, kennen en gekend worden, besloot ik samen met een collega bij de meldster langs te gaan. Dezelfde middag stonden wij bij haar voor de deur. Er werd open gedaan door een nette dame van ongeveer 40 jaar. In het gesprek dat hierop volgde vertelde zij dat zij een alleenstaande moeder was met een dochter van 17 jaar. Zij woonde al vijf jaar in deze woning en sinds enkele weken was er een jong stel naast haar komen wonen. Dit jonge stel was volgens haar nog steeds aan het verbouwen, want zij hoorde regelmatig timmeren op de vreemdste momenten. 

Omdat wij bij het opbouwen van een hennepkwekerij ook nogal eens een melding krijgen van bewoners die op de vreemdste momenten aan het timmeren zijn, besloten wij direct even aan te bellen bij de buren.

Enkele dagen later werd ik, rond 10 uur in de ochtend, door de meldkamer opgeroepen dat er gebeld was over geluidshinder. Na enige tijd werd de deur open gedaan door een jongeman van ongeveer 25 jaar. Hij stond in zijn ochtendjas en had een rood bezweet gezicht, alsof hij hard had gewerkt. Op het moment dat wij tegen de jongeman zeiden dat wij aan de deur kwamen naar aanleiding van een klacht over geluidsoverlast, kwam zijn vriendin de trap af lopen. Ook zij liep in haar ochtendjas. Gezien het tijdstip op een vrije zaterdag was dat niet vreemd. Toen zij echter de laatste woorden van ons gesprek opving, kreeg ook zij een hoofd zo rood als een tomaat. Wij werden even binnen gevraagd.

De jongelui die pas enkele weken samenwoonde, vierde dit meerdere malen in de week door uitgebreid en wild de liefde te bedrijven. Zij deden dit overal in hun nieuwe huisje. Op de vraag waar het gebonk dan vandaan kwam, vertelden zij dat het bed niet helemaal tegen de muur kon staan en dat dit, tijdens de momenten dat zij op deze plek hun lusten botvierden, tegen de muur aan bonkte. Samen met de jongelui hebben wij een telefoonboek achter het bed gedaan, waarna wij van de klaagster geen meldingen meer hebben gekregen. 


Advertenties uit de krant