Afbeelding

Column dominee Coen van Alphen: Verlangen naar het voorbije

Algemeen

Ik woon in een huis met een geschiedenis. Dat geldt natuurlijk voor elk huis zodra er mensen wonen, maar over dit huis is er geschreven. Het is een pastorie, gebouwd in 1952 voor de predikant die toen naar Rhoon kwam: ds J.C. Brokken. De schrijver Jan Brokken groeide hier op, als jongste zoon van het gezin. Het inspireerde hem tot de autobiografische roman ‘Mijn kleine waanzin’ (2004). Dat boek ging voor een groot deel over de verhouding tot zijn vader, dorpsdominee in de jaren ‘50 en ‘60. Ds Brokken was een ontwikkeld man. In de jaren ‘30 was hij als zendingspredikant uitgezonden geweest naar (toen nog) Nederlands-Indië.

In zijn laatste boek ‘De tuinen van Buitenzorg’, dit voorjaar verschenen, gaat Jan Brokken op zoek naar zijn moeder. Pasgetrouwd, reisde zij met haar man mee naar Java en Celebes. Aan haar zus schreef ze brieven over het leven dat ze daar leidde. Die brieven vormen het materiaal van Brokkens ontdekkingstocht. Dat blijkt verrassend, want hij komt een andere vrouw tegen dan de moeder zoals hij die kende, de keurige domineesvrouw. De Olga uit de brieven is een jonge, levenslustige vrouw, nieuwsgierig naar de wereld om haar heen en vol idealen. Ze leert de lokale talen, legt contacten met de mensen, verdiept zich in hun cultuur en religie. Ondertussen speelt ze ook badminton, rijdt ze paard en bezoekt ze concerten. En worden er kinderen geboren.

Rasverteller Jan Brokken verweeft het persoonlijke verhaal van zijn moeder met de geschiedenis van Nederlands-Indië: de beschavingsmissie van de Nederlanders, de verhouding tussen christendom en islam, het koloniale leven. Het is een prachtig boek geworden, waarin we een beeld krijgen van deze vrouw en achter haar gestalte een glimp opvangen van het leven uit voorbije tijd. Een mooi zijlijntje in het boek is de beschrijving van de compositie ‘De tuinen van Buitenzorg’, uit de ‘Java-Suite’ (1924) van Leopold Godowsky. Buitenzorg (nu Bogor) op Java had een enorme Botanische tuin, aangelegd door Nederlanders, waar Olga graag wandelde. In de oosterse klanken van dit stuk hoort Brokken het Indië zoals zijn moeder het ook gehoord en beleefd moet hebben.

In het boek wordt het niet uitgebreid beschreven, maar hun bestaan als zendingsechtpaar kende een bitter slot: de kampen van de Japanners waar zij, gescheiden van elkaar, terecht kwamen. Het zou de rest van hun leven doorwerken. In Rhoon begon een ander leven. De Tweede Wereldoorlog en later de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië hadden voorgoed een eind gemaakt aan het Nederlands-Indische tijdperk. Vanaf nu was er slechts nog, zoals Jan Brokken schrijft, ‘het onmogelijke verlangen naar wat voorbij was’.

Advertenties uit de krant